Hoe zit het speciaal onderwijs in elkaar?

In het kort

Het speciaal onderwijs bestaat uit drie takken: het speciaal basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs. Je hebt in principe een bevoegdheid voor het primair onderwijs nodig om binnen het speciaal onderwijs te mogen lesgeven.

Hoe zit het speciaal onderwijs in elkaar?

Overweeg je om leraar te worden in het speciaal onderwijs en wil je meer weten over hoe deze onderwijstak in elkaar zit? Of wil je erachter komen met welke bevoegdheden je les kunt geven in het speciaal onderwijs? In dit artikel lees je alles over het speciaal onderwijs.

Wat is het verschil tussen sbo, so en vso?

Het speciaal onderwijs is zowel een parapluterm als een onderdeel van het speciaal onderwijs. Dat kan voor verwarring zorgen. Hieronder bespreken we de verschillen tussen het speciaal basisonderwijs (sbo), het speciaal onderwijs (so) en het voortgezet speciaal onderwijs (vso).

Speciaal basisonderwijs (sbo)

Kinderen met (leer)behoeften waarin een reguliere basisschool niet kan voorzien, gaan vaak naar het speciaal basisonderwijs. Het gaat dan om kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. In het speciaal basisonderwijs wordt vaak gewerkt met kleinere klassen, een prikkelarme omgeving en intensievere begeleiding door leraren en assistenten.

Scholen voor speciaal basisonderwijs volgen dezelfde kerndoelen als het reguliere basisonderwijs. Het uitgangspunt is om zoveel mogelijk kinderen uit het speciaal basisonderwijs door te laten stromen naar het reguliere voortgezet onderwijs.

Speciaal onderwijs (so)

Het speciaal onderwijs wordt vaak gebruikt als de parapluterm voor het sbo, het so en het vso, maar we bespreken hieronder het speciaal onderwijs als onderdeel van die paraplu.

Het speciaal onderwijs is niet hetzelfde als het speciaal basisonderwijs: het speciaal onderwijs is ingericht voor kinderen met extra (leer)behoeften en kinderen die specialistische ondersteuning nodig hebben. Het gaat dan om leerlingen met een visuele, auditieve, lichamelijke of verstandelijke beperking, langdurig zieke kinderen en leerlingen met psychische en gedragsproblemen.

Het speciaal onderwijs is ingericht in vier clusters:

  • Cluster 1: blinde/slechtziende leerlingen;
  • Cluster 2: dove/slechthorende leerlingen of met een taal-spraakontwikkelingsstoornis;
  • Cluster 3: lichamelijk en/of verstandelijk beperkte leerlingen en langdurig zieke leerlingen (somatisch);
  • Cluster 4: kinderen met psychische stoornissen en gedragsproblemen.

Bron: Rijksoverheid.nl

Voor leerlingen in het speciaal onderwijs, gelden de kerndoelen voor speciaal onderwijs. Zeer moeilijk lerende leerlingen (zml) en meervoudig gehandicapte leerlingen (mg) in het speciaal onderwijs volgen de kerndoelen voor zml en mg.

Voortgezet speciaal onderwijs (vso)

Het voortgezet speciaal onderwijs (vso) is er voor leerlingen die specialistische ondersteuning nodig hebben die het regulier voortgezet onderwijs niet kan bieden. Op vso-scholen zitten kinderen die meestal vanuit het speciaal onderwijs zijn doorgestroomd.

Leerlingen kunnen op het vso blijven tot en met het schooljaar waarin ze 20 jaar worden. Die periode kan iets langer zijn als daarmee de kans op een diploma of passende plek op de banenmarkt groter wordt. Daarvoor moet de Inspectie van het Onderwijs toestemming geven. So- en vso-scholen stellen per leerling een ontwikkelingsperspectief vast, waarin staat wat de verwachte uitstroombestemming van de leerling is. Dat ontwikkelperspectief wordt jaarlijks met de ouders van iedere leerling besproken en zo nodig bijgesteld.

De diversiteit van ondersteuningsbehoeften binnen het vso is groot, en daarmee ook de mogelijkheden aan vervolgroutes en het maatwerk dat daarvoor nodig is. Er zullen leerlingen uitstromen naar vervolgonderwijs (vmbo, havo en vwo), er zijn leerlingen die voorbereid zullen worden op de arbeidsmarkt en leerlingen die voorbereid zullen worden op (arbeidsmatige) dagbesteding. Om recht te doen aan deze diversiteit wordt onderscheid gemaakt tussen drie uitstroomprofielen:

  • vervolgonderwijs (vmbo, havo, vwo);
  • arbeidsmarktgericht;
  • dagbesteding.

Voor elk vso-uitstroomprofiel gelden kerndoelen. Voor leerlingen die uitstromen naar vervolgonderwijs (vmbo, havo of vwo) gelden de reguliere onderwijsdoelen van het voortgezet onderwijs. Voor leerlingen die uitstromen naar uitstroomprofielen ‘arbeidsmarktgericht’ en ‘dagbesteding’ gelden de kerndoelen voor speciaal onderwijs. Deze kerndoelen gelden ook voor het speciaal onderwijs (so), zeer moeilijk lerende leerlingen (zml) en meervoudig gehandicapte leerlingen (mg) in het speciaal onderwijs.

Hoe word ik leraar in het speciaal onderwijs?

Het speciaal basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs vallen onder het primair onderwijs en dus heb je een bevoegdheid voor het primair onderwijs nodig. Deze bevoegdheid kun je behalen aan een (universitaire) pabo via verschillende routes.

Je kunt met deze bevoegdheid dus lesgeven op een school voor voortgezet speciaal onderwijs, maar alleen wanneer de school zelf géén eindexamens afneemt. Als de school wel zelf examens afneemt, dan moet je een eerste- of tweedegraads bevoegdheid hebben om les te mogen geven aan deze examenklassen.

Daarnaast kun je je soms op verzoek van de school waar je gaat werken, extra specialiseren met behulp van een aparte opleiding voor het speciaal onderwijs, bijvoorbeeld met de hbo-master Educational Needs.

Dit artikel is geschreven door

Over het Onderwijsloket