Wat is het verschil tussen bevoegd, bekwaam en benoembaar?

In het kort

De bekwaamheidseisen voor leraren zijn vastgelegd in drie thema’s: vakinhoudelijke bekwaamheid, vakdidactische bekwaamheid en pedagogische bekwaamheid. Naast bekwaam kun je, afhankelijk van de onderwijssector, ook bevoegd of benoembaar zijn.

Wat is het verschil tussen bevoegd, bekwaam en benoembaar?

In jouw oriëntatie op een carrière in het onderwijs kom je allerlei termen tegen. Sommige lijken bijna hetzelfde te betekenen, zoals ‘bevoegd’, ‘bekwaam’ en ‘benoembaar’. Toch hebben deze termen verschillende definities. Hoe dat precies zit, dat lees je in dit artikel.

Bekwaam

Docent zijn is meer dan alleen lesgeven: leraren moeten hun leerlingen in hun ontwikkeling begeleiden, lesmateriaal ontwikkelen, samenwerken met collega’s en contact onderhouden met ouders en andere relevante partijen. Wat leraren minimaal moeten weten en kunnen is wettelijk vastgelegd in het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel.

De bekwaamheidseisen zijn in te delen in drie thema’s:

  • Vakinhoudelijke bekwaamheid          (je staat inhoudelijk boven de lesstof)
  • Vakdidactische bekwaamheid           (je kunt de vakinhoud vertalen naar onderwijs/ leertrajecten)
  • Pedagogische bekwaamheid            (je kunt een veilig leerklimaat creëren voor je leerlingen)

Deze eisen gelden voor alle leraren in het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, en vormen de basis voor lerarenopleidingen en bekwaamheidsonderhoud van leraren.

Bevoegd

In het primair en het voortgezet onderwijs mogen leraren pas lesgeven als ze daarvoor bevoegd zijn. Je hebt daarvoor een lesbevoegdheid nodig.

Er worden vijf officiële lesbevoegdheden onderscheiden in Nederland.

  1. Met een bevoegdheid voor het primair onderwijs kun je lesgeven op de basisschool en op scholen voor speciaal onderwijs. Dat geldt voor het speciaal basisonderwijs en voor het voortgezet speciaal onderwijs, mits de school zelf geen examens afneemt. Ook kun je met deze bevoegdheid lesgeven binnen het praktijkonderwijs.
  2. Met een tweedegraads bevoegdheid kun je lesgeven op het vmbo en in de onderbouw van de havo en het vwo (klas 1, 2, 3). Daarnaast mag je lesgeven op het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), waar ook volwasseneneducatie onder valt, en zelfs in het primair onderwijs, mits je een schoolvak geeft dat overeenkomt met een vak dat daar wordt gegeven.
  3. Met een beperkt tweedegraads bevoegdheid kun je lesgeven in de onderbouw van de havo en het vwo (klas 1, 2, 3) en in het gehele vmbo.
  4. Met een eerstegraads bevoegdheid mag je op dezelfde niveaus en binnen dezelfde jaarlagen lesgeven als met een tweedegraads bevoegdheid. Daarnaast kun je met een eerstegraads bevoegdheid ook nog lesgeven in de bovenbouw van havo/vwo.
  5. Met een ongegradeerde bevoegdheid mag je in jouw vak lesgeven in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het mbo. Een ongegradeerde bevoegdheid haal je alleen voor lichamelijke opvoeding en kunstvakken.

In het mbo zit het systeem anders in elkaar: ‘bevoegd’ is geen wettelijke term binnen het mbo. Met een tweede- of eerstegraads bevoegdheid ben je wel benoembaar in het mbo. Je kunt ook een PDG-traject afronden, waarmee je – in combinatie met een geschiktheidsverklaring – mag lesgeven op het mbo.

Benoembaar

Als je benoembaar bent, betekent dit dat een school jou mag benoemen of tewerkstellen als docent.

Voor het primair en het voortgezet onderwijs gelden de volgende eisen:

  • Je moet bevoegd zijn voor het primair onderwijs of voor het voortgezet onderwijs met een tweede- of eerstegraads bevoegdheid.
  • Je moet een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) kunnen overleggen.
  • Je mag niet door de rechter uitgesloten zijn om onderwijs te geven.

In het mbo ben je benoembaar als je kunt aantonen dat je vakinhoudelijk, vakdidactisch en pedagogisch bekwaam bent. Met een tweede- of eerstegraads lesbevoegdheid kun je je bekwaamheid aantonen bij het schoolbestuur, maar een schoolbestuur kan jou ook op basis van je vooropleidingen en/of werkervaring vakinhoudelijk bekwaam achten en een geschiktheidsverklaring afgeven. Met deze geschiktheidsverklaring en een pedagogisch-didactisch getuigschrift (PDG) ben je eveneens benoembaar als mbo-docent.

Wil je precies weten wanneer je als docent in het mbo benoembaar bent? Bekijk dan de folder 'Benoembaar, bekwaam en bevoegd in het mbo' van de MBO-Raad.

Tijdelijke benoembaarheid

Tijdelijke benoembaarheid komt ook voor. Zowel in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs als in het mbo. Zo is iemand die een zij-instroomtraject doorloopt tijdelijk benoembaar. Hetzelfde geldt voor leraren/docenten in opleiding (LIO’s of DIO’s).

In het voortgezet onderwijs gelden een aantal scenario’s voor tijdelijke benoembaarheid. Dit geldt dan in de volgende gevallen:

  • Mensen die voor tijdelijke vervanging zorgen bij afwezigheid en/of wanneer vacatures moeilijk zijn in te vullen. Zij mogen maximaal 1 jaar lesgeven. Daarna moeten ze een opleiding volgen om te kunnen blijven lesgeven.
  • Leraren die al een bevoegdheid hebben voor een ander schoolvak en daarin lesgeven. Zij zijn 'andersbevoegd' en mogen dat vak maximaal 2 jaar zonder de juiste bevoegdheid verzorgen. Wel moeten ze intussen in opleiding gaan voor dat vak. Deze periode mag met 2 jaar worden verlengd.
  • Leraren met een tweedegraads bevoegdheid die in het eerstegraads gebied vakken geven. Die leraren zijn 'onderbevoegd'. Ze mogen maximaal 1 jaar in het eerstegraads gebied lesgeven, op voorwaarde dat ze meer dan de helft van hun lessen in de onderbouw geven. De school mag deze constructie voor maximaal 5% van de lessen in de bovenbouw toepassen.
  • Gastdocenten die onder de verantwoordelijkheid van een bevoegde leraar vallen. Een gastdocent mag in het voortgezet onderwijs en in het mbo op jaarbasis gemiddeld maximaal 6 uur per week les geven.

Dit artikel is geschreven door

Over het Onderwijsloket